Vandaag komen we bij elkaar onder het thema ‘Voltooid leven’.
Bert Altena opent de bijeenkomst en leest een sonnet van Jean Pierre Rawie voor.

Zo’n dag

Aan wie ik ook maar dacht vandaag was dood,
terwijl de landerijen en de steden
gestaag langs het beslagen treinraam gleden
en het om beurten miezerde en goot.

Al menig lief is langer overleden
dan dat ze mij verdriet of vreugde bood.
Ik reis alleen en mis mijn reisgenoot,
met wie ik elke windstreek heb doorsneden.

Zo’n dag. Ik deed het niet met opzet, maar
ik zag zelfs het gezicht van vaag bekenden,
wier naam mij bij hun leven reeds ontschoot.

Ik zag mijn vader in elk handgebaar.
Het regende. Waar ik mij keerde of wendde,
aan wie ook maar ik dacht vandaag, was dood.

Jean Pierre Rawie
Uit: Handschrift, Prometheus, Amsterdam 2017


Daarna geeft hij het woord aan Annemieke van der Woude.
In haar functie als predikant in een verpleeghuis groeide haar belangstelling voor het onderwerp van voltooid leven. Het is een complexe thematiek.

Annemarieke noemt het een verwarrende tijd, waarin we leven: enerzijds heeft het Openbaar Ministerie besloten een arts te vervolgen voor het toedienen van euthanasie bij een diepdemente vrouw die weliswaar een wilsverklaring had, maar haar doodswens niet meer kon bevestigen, terwijl er in het verleden ook euthanasie is toegepast op demente mensen. Anderzijds is in België een arts vervolgd nadat hij euthanasie had toegepast op een jonge vrouw van 38 met groot psychisch leed. Haar nabestaanden hebben om de vervolging gevraagd.
Hoe kan het dat in bepaalde gevallen wel en in andere niet wordt vervolgd?

Het jaar 2016 was een bijzonder jaar voor wat betreft het onderwerp ‘voltooid leven’. In februari 2016 wordt in het rapport van de ‘Adviescommissie voltooid leven’ onder voorzitterschap van prof. dr. Schnabel gepleit voor het niet verruimen van de euthanasiemogelijkheden. De wet zoals die nu wordt gehanteerd, lijkt goed te functioneren en de meldingsbereidheid van artsen die de procedure toepassen is groot. Er blijft volgens Annemarieke niet veel ‘onder de radar’.
In oktober 2016 sturen de ministers Schippers en Van der Steur een brief naar de Tweede Kamer met juist een pleidooi voor wettelijke uitbreiden van hulp bij het sterven door speciaal op te leiden stervenshulpverleners, die assisteren in geval van ‘lijden aan het leven’, een ander criterium dan bij euthanasie, waar het om ondraaglijk en onbehandelbaar lijden gaat. Mensen die lijden aan het leven of hun leven als voltooid zien, kunnen nu vaak niet of slechts zeer moeizaam via de euthanasiewet worden geholpen bij het sterven.
In november 2016 promoveert Els van Wijngaarden op een proefschrift over ‘de ervaringswereld van het voltooide leven’ en haar proefschrift wordt voor het brede publiek als boek uitgebracht.
En tot slot publiceert Pia Dijkstra van D66 in december 2016 een initiatiefwet ‘Waardig Levenseinde’, waarin vooral mensen vanaf 75 jaar de mogelijkheid dienen te krijgen hulp bij het sterven te ontvangen, wanneer zij hun leven als voltooid beschouwen.

Els van Wijngaarden heeft onderzocht wat mensen bedoelen met een ‘voltooid leven’ . Uit de tegenstrijdige gevoelens en kluwens van emoties komt naar voren dat mensen het volgende ervaren:
– ze zijn eenzaam tot op het bot, ervaren een existentiële eenzaamheid, het gevoel zich nergens meer bij betrokken te voelen en er niet meer toe te doen;
– er is een gestage achteruitgang van de gezondheid;
– ze kunnen zich niet meer uiten zoals ze het willen of altijd hebben gedaan;
– de lichamelijke en geestelijke vermoeidheid zijn groot;
– er is een afkeer van afhankelijkheid, van het verlies van de regie over het eigen leven.

Annemarieke licht het één en ander toe over de euthanasiewet. Ze zegt dat het belangrijk is te weten dat dit een artsenwet is die is neergelegd in het Wetboek van Strafrecht. Hulp verlenen bij het sterven is strafbaar, maar houdt de arts zich aan de richtlijnen van de euthanasiewet, dan komt er geen vervolging. De kernpunten daarvan zijn: ondraaglijk lijden, het verzoek moet vrijwillig zijn gedaan, er moet geen redelijk alternatief zijn, de arts moet de patiënt goed voorlichten, een  tweede arts (onafhankelijk) moet zijn ingeschakeld, en de euthanasie moet zorgvuldig zijn uitgevoerd. Anders dan velen denken, is euthanasie een mogelijkheid die een arts heeft in geval van ondraaglijk en uitzichtloos lijden; het is geen recht waarop patiënten zich kunnen beroepen.
Het aantal mensen dat overlijdt via gebruikmaking van de euthanasiewet, neemt toe. Sinds 2009 is een stijging te zien van ongeveer 500 mensen per jaar, tot in 2017 ongeveer 6500 mensen. Er overlijden per jaar gemiddeld 150.000 mensen. Ongeveer 4,5% van de mensen krijgt euthanasie, waarvan een groot aantal in de groep dementerenden.

Wanneer iemand die niet terminaal ziek is, een verzoek doet tot levensbeëindiging, dan is dat geen euthanasie maar zelfdoding. Dit kan voor de mensen die achterblijven gecompliceerde rouw met zich meebrengen. Annemarieke zegt dat dit nabestaanden voor moeilijke vragen kan stellen: ‘Was ik niet meer de moeite waard om voor te blijven leven?’
De vraag is volgens haar hoe we een uitweg kunnen vinden voor deze mensen, die waarschijnlijk niet zullen kiezen voor een gewelddadig einde en die ook niet in een isolement zitten, maar die evenmin aan hun lot overgelaten dienen te worden.
Annemarieke vertelt wat het verhaal uit de Bijbel ‘Mozes bij de brandende braamstruik’ met haar doet. Mozes betwijfelt of hij de grote taak om het volk Israël vanuit slavernij naar een betere toekomst te leiden, wel aankan. God zegt: ‘Kom niet dichterbij, want de plaats waarop je staat is heilig.’ Ze ziet het als een voorbeeld van het verschil tussen het profane, het ‘aardse’, en het heilige. In de huidige samenleving past dat niet goed, want het uitgangspunt is, dat mensen allemaal gelijk zijn, ook dokter en patiënt. Daardoor ontstaat bij de dokter het idee: ‘Wie ben ik om te zeggen dat deze patiënt niet genoeg lijdt voor euthanasie?’ Dat maakt het onderwerp zeer gecompliceerd.

Annemarieke pleit in dat licht voor meer ontzag, meer ‘heiligheid’ voor het einde: halt houden voor de dood, een pas op de plaats. We zouden volgens haar niet eindeloos moeten doorbehandelen, maar de dood ook niet al te snel dichterbij moeten willen halen. Het einde van een mensenleven is een heilig proces. Dan komt echter de vraag: als wij de dood niet dichterbij willen halen, wat hebben wij mensen met een voltooid leven dan wél te bieden? Wat voor antwoord hebben wij, wanneer mensen vragen: ‘Wie is mij nabij, als ik niet meer voor mezelf kan zorgen?’
De tragiek van de hoge ouderdom is dat er geen ‘oplossing’ voor is. We kunnen de kwetsbaarheid niet wegnemen, maar we dienen onze medemens ook niet aan zijn lot over te laten. Ook al is er geen zinvol gesprek meer mogelijk, we kunnen erbij gaan zitten en nabij zijn.


Kees Richters zingt, na een historisch getinte inleiding, een prachtig lied: ‘Bij de doo(p)d van prins Friso’.

Na nog wat interactie met de zaal geeft Bert het woord aan Gerard Alberts, die weer een filmfragment heeft uitgekozen. Deze ochtend komt het fragment uit ‘Still Alice’. Een jonge, sterke vrouw krijgt op 50-jarige leeftijd Alzheimer. In de film wordt de onontkoombare achteruitgang van het geheugen indrukwekkend gevolgd. In het fragment zien we hoe Alice de weg naar het toilet in haar eigen huis niet meer kan vinden, en hoe zij zich realiseert dat haar ziekte niet meer zal verbeteren.

Na een bloemetje voor Annemarieke en dank voor ieders aanwezigheid sluit Bert de bijeenkomst af. Onder begeleiding van een zingende en piano spelende Kees verlaat iedereen de zaal.
De volgende Zin-in-Zondag is zondag 3 februari 2019. Het thema zal zijn: ‘Gevoelig’.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.
Verplichte velden:*